De beste voeding voor mensen
De afgelopen eeuw waren de dieetrichtlijnen op zijn zachtst gezegd wat verwarrend. Tot de jaren 80 was het advies: eet meer vlees, eieren en melk (volvette melk uiteraard, je kon geen halfvolle melk kopen; dat werd aan varkens gevoerd) en gebruik roomboter.
Plotseling werden deze richtlijnen 180 graden omgedraaid.
Zoals iedereen weet, is het advies van de afgelopen 40 jaar dat we eieren, volle melk, roomboter en vooral rood vlees zoveel mogelijk moeten vermijden. We moeten ons focussen op een dieet vol granen, pasta, rijst en natuurlijk groenten en fruit.
Critici van deze dieetrichtlijnen wijzen erop dat de cijfers van obesitas, diabetes, hart- en vaatziekten en tal van andere aandoeningen in deze periode dramatisch zijn gestegen. Zij beweren dat we koolhydraten moeten vermijden en deze moeten vervangen door vetten. Ik behoor tot deze groep mensen.
Ik wil hier graag met jullie delen waarom ik denk dat deze zogenaamde gezonde dieetadviezen verkeerd zijn en wat we kunnen doen om ons optimale gezondheidsniveau te bereiken.
Geschiedenis
We gaan kijken naar onze geschiedenis en hoe ons lichaam werkt.
Als je de vraag stelt: wat moeten wij eten? Dan is het antwoord natuurlijk: wij moeten het voedsel eten waarvoor ons verteringssysteem ontworpen is.
De vraag is dan: waarvoor is ons verteringssysteem ontworpen? Wat is ons natuurlijke dieet?
Veel mensen hebben verschillende antwoorden op deze vraag. Het varieert van omnivoor, carnivoor, vegetarisch en veganistisch tot aan fruitariër.
Sommige mensen zeggen dat we al het bovenstaande kunnen zijn of dat het per persoon verschillend is. Immers, iedereen is anders. Wat voor de een goed werkt, hoeft voor een ander niet te werken. Toch?
Laten we eens kijken wie er gelijk heeft en of we wat zekerheid kunnen krijgen in deze zee van verwarring.
We gaan kijken naar het dieet van de prehistorische mens, we maken een cross-continentale vergelijking en we nemen een kijkje bij onze naaste verwanten: primaten.
Het eerste punt dat ik wil maken, is dat dit onderwerp niet complex is. Wij maken het complex. De natuur is heel simpel. Hebben dieren in het wild regelmatig instructies van het voedingscentrum nodig om hen te vertellen wat ze behoren te eten? Of lezen zij wekelijks een blog van een diëtist over de nieuwste superfoods? Nee, natuurlijk niet.
Stel je een Masai-krijger of een Eskimo voor die calorieën telt of zijn voeding op een weegschaal legt om te kijken hoeveel gram hij mag eten. Dit gebeurt natuurlijk nooit. Zij eten zoveel ze willen en wat ze maar willen.
Het is heel simpel: herbivoren eten plantaardig voedsel en carnivoren eten de herbivoren. De natuur is niet complex.
Dat iedereen verschillend is, is natuurlijk onzin. Ieder dier binnen zijn eigen soort is hetzelfde. Iedere leeuw eet vlees, iedere koe eet gras, iedere panda eet bamboe, iedere koala eet eucalyptus, enzovoort. Ze eten altijd exact hetzelfde. Er is nooit een koala geweest die tijdens haar zwangerschap dacht: "Oh, nu moet ik wat extra eiwitten eten, laat ik maar eens een konijn in de pan gooien."
Bedenk hierbij dat wij mensen ook een diersoort zijn (Homo sapiens). Er is dus een universeel dieet dat voor ieder mens onder alle omstandigheden altijd goed is.
Ik wil daar wel aan toevoegen dat sommige mensen onnatuurlijk voedsel beter kunnen tolereren dan anderen.
Oké, dus wij moeten allemaal hetzelfde dieet eten. De vraag is dan: welk dieet is dat?
Er is geen discussie over het feit dat wij eiwitten, vitamines en mineralen binnen moeten krijgen. Maar voor onze energie hebben we een keuze. We kunnen kiezen uit koolhydraten of vetten. Welke is beter? Maakt het wat uit?
Om antwoord op deze vragen te krijgen, moeten we kijken naar wat andere zoogdieren eten.
Links bovenaan zien we een Masai-krijger, die een natuurlijk dieet van melk en bloed van zijn runderen heeft.
Weet jij welk van deze dieren een dieet heeft dat hoog in vet is?
Laten we als eerste kijken naar het dieet van de gorilla. Van iedere kilo voedsel die een gorilla eet, bestaat 90% uit water. Gorilla’s hoeven niet te drinken; ze krijgen al het water dat ze nodig hebben uit de bladeren die ze eten.
Er blijft dan 10% of 100 gram droge materie over. Deze bestaat uit:
- 11,8 gram eiwitten – 47 kcal (58%)
- 7,7 gram koolhydraten – 30 kcal
- (37%)
- 0,5 gram vet – 4,5 kcal (5%)
Samen is dit 81,5 kcal. Dit is erg weinig energie uit 1 kg voedsel. Aangezien er slechts 4,5 kcal uit vetten komen, lijkt het erop dat de gorilla een dieet met weinig vet heeft.
Maar het is niet zo eenvoudig als dat. Ongeveer 74% van de droge materie bestaat uit vezels. Een gorilla is wat we een achterdarmfermentator noemen, ofwel een hindgut digester in het Engels.
Achterdarmfermentators absorberen eiwitten, beschikbare koolhydraten en vetten op dezelfde manier als wij dat doen, via de maag en dunne darm. De onverteerbare vezels gaan echter door naar de blindedarm en dikke darm, waar grote hoeveelheden bacteriën deze vezels fermenteren tot korte-keten-vetzuren. Deze vetzuren worden vervolgens door de gorilla geabsorbeerd, wat het hele nutriëntenprofiel van de gorilla verandert.
Namelijk:
- 11,8 gram eiwitten – 47 kcal (58%)
- 7,7 gram koolhydraten – 30 kcal
- (37%)
- 0,5 gram vet – 4,5 kcal (5%)
- 229,5 kcal uit vetten
Door het toevoegen van deze vetzuren verdrievoudigt de totale energie-inname van de gorilla.
Het macronutriëntenprofiel van de gorilla bestaat nu uit:
- 20,5% eiwitten
- 13,1% koolhydraten
- 66,4% vetten
Bedenk hierbij ook dat korte-keten-vetzuren volledig uit verzadigde vetten bestaan. De gorilla heeft dus geen vetarm dieet, maar juist een dieet dat bijzonder rijk is aan vetten.
We gaan door naar de runderen, geiten en schapen. Dit zijn voormaagfermentatoren (foregut digesters in het Engels). Zij zijn geëvolueerd om grassen en bepaalde planten te eten die voornamelijk uit cellulose bestaan. Wij kunnen geen cellulose verteren, maar deze dieren kunnen dat wel.
De gorilla fermenteert vezels in de ceacum en darmen. Bij foregut digesters vindt de fermentatie plaats in de maag. Hier worden niet alleen vezels gefermenteerd, maar ook de beschikbare koolhydraten.
Het macronutriëntenprofiel van foregut digesters ziet er als volgt uit:
- 70-80% kcal vet
- 20-30% kcal proteïnen
- 0% kcal koolhydraten
Alle herbivoren maken gebruik van één van deze twee vormen van fermentatie en zijn dus ontworpen voor een vetrijk dieet.
Dan gaan we door naar carnivoren zoals leeuwen, wolven, tijgers, honden, katten, etc. Zij kunnen geen vezels gebruiken zoals de herbivoren dat doen, maar dat is ook geen probleem. Zij zijn immers ontworpen om de herbivoren te eten. Het macronutriëntenprofiel van de carnivoren is praktisch hetzelfde als van de herbivoren:
- 70-80% kcal vet
- 20-30% kcal proteïnen
- 0% kcal koolhydraten
Hoe zit het dan met ons mensen? Het eerste wat we moeten beseffen is dat wij net zo goed een dier zijn als alle bovengenoemde. Er is geen reden om aan te nemen dat wij een ander macronutriëntenprofiel zouden moeten hebben.
- 60-80% kcal vet
- 20-25% kcal proteïnen
- 0-15% kcal koolhydraten
Dit is ook aangetoond door antropologen en medische missionarissen in de afgelopen eeuw. Zij hebben geobserveerd dat primitieve mensen ook een hoog vetdieet eten, zoals Vilhjálmur Stefánsson en Matthew Calbraith Perry bij de Eskimo's, en natuurlijk Weston Price, die over de hele wereld reisde.
Oké, dus het is duidelijk dat alle zoogdieren een hoog vet- en laag koolhydraatdieet moeten hebben. De vraag is dan waar deze vetten vandaan moeten komen: moeten wij een plantaardig dieet eten of een dieet hoog in dierlijke producten?
Ik wil deze vraag beantwoorden door weer naar andere zoogdieren te kijken, specifiek naar onze naaste verwanten: de andere primaten.
Los van ons zijn er nog 192 andere soorten primaten bekend. Veel mensen denken dat omdat deze allemaal vegetarisch zijn, wij ook een plantaardig dieet moeten eten.
Dit was de gedachte totdat Jane Goodall in de jaren 60 haar werk publiceerde. Dankzij haar onderzoeken weten we dat chimpansees wel degelijk vlees eten wanneer zij de kans krijgen. Chimpansees eten andere apen, vogels en andere kleine dieren.
In de jaren 70 werd door andere antropologen aangetoond dat veel apensoorten andere dieren eten. Deze bevindingen hebben ertoe geleid dat primaten geherclassificeerd zijn als omnivoren.
Gezien andere primaten vlees eten, is er geen reden om aan te nemen dat wij dat niet zouden moeten doen. In feite lijkt het erop dat wij zijn geëvolueerd om bijna uitsluitend vlees te eten. Het bewijs hiervoor is overweldigend.
We hebben overal in de wereld grotschilderingen gevonden van onze voorouders die op dieren jagen. Waar we ook ter wereld kijken, nergens vinden we een schildering van een krop sla of een appelboom. We hebben stenen gereedschappen gevonden die bedoeld waren om vlees te snijden.
Ook hebben we coprolieten (gefossiliseerde uitwerpselen van onze voorouders) gevonden, waarin van alles te vinden is wat we niet verteren: visgraat, botten van kleine dieren, veren van vogels, etc. Maar in coprolieten van vóór 50.000 jaar geleden vinden we geen plantmateriaal zoals vezels en zaden. Dit is een zeer belangrijke bevinding.
Veel planten reproduceren zich met zaden, ze zijn ontworpen om opgegeten te worden en onbeschadigd door het verteringssysteem te gaan om aan de andere kant weer uit te komen zodat ze ergens wortel kunnen schieten. Het feit dat er geen zaden in coprolieten gevonden worden, betekent dat onze voorouders deze niet gegeten hebben.
Het belangrijkste bewijs, in mijn mening, komt echter van studies van ons brein. Ons brein is werkelijk enorm, maar dat was niet altijd zo.
Tussen ongeveer 6 miljoen jaar geleden en 3 miljoen jaar geleden bleef ons breinvolume redelijk gelijk. Daarna begon het spectaculaire toenames te vertonen, tot wel vier keer zo groot als het oorspronkelijk was.
We hebben dus een nieuwe vraag: waarom? Wat is er gebeurd? Verschillende mensen hebben verschillende antwoorden. Het antwoord waarvan ik denk dat het juist is, ligt in een onderwerp dat vandaag de dag veel aandacht krijgt: klimaatverandering.
Ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden begon de aarde af te koelen. Een serie ijstijden begon, die slechts een paar duizend jaar geleden eindigde.
Gedurende die 2,5 miljoen jaar hadden zelfs plaatsen dicht bij de evenaar een klimaat dat leek op Groenland vandaag de dag, met lange, koude winters en korte, koude zomers. Er was praktisch geen plantaardig voedsel beschikbaar voor onze voorouders om te eten. Het was dus onvermijdelijk dat dierlijk voedsel een steeds groter deel van het menu werd.
De wolharige mammoet, de wolharige neushoorn, etc. Al deze dieren hadden een hoog percentage lichaamsvet, als isolatie tegen de kou en als energiereserve.
We weten dat onze voorouders de lange botten en schedels van deze dieren opbraken om bij de grote hoeveelheid vet in de hersenen en het beenmerg van deze dieren te kunnen. Meer vet in ons dieet betekende niet alleen meer energie, maar het was ook een bron van lange vetzuurketens, inclusief 20 en 22 koolstofatomen (AA, DHA, EPA, DPA), welke essentieel zijn voor de ontwikkeling van ons brein. Deze vetzuren komen alleen in dierlijke producten voor. De langste ketens in plantaardige oliën (ALA, LA) omega 3 en 6 bevatten slechts 18 koolstofatomen.
De toename van ons breinvolume had nooit kunnen plaatsvinden als wij niet dierlijke vetten waren gaan eten.
Dit is een goed moment om Dr. Max Kleiber te introduceren. Dierentuinen in het midden van de vorige eeuw wilden een manier vinden om te berekenen hoeveel voedsel zij voor hun dieren nodig hadden. Voedsel was duur: teveel en het bederft, te weinig en de dieren verhongeren.
Dr. Max Kleiber werd gevraagd voor deze taak.
Hij bestudeerde een grote diversiteit aan dieren en ontdekte dat hoe groter het dier was, hoe meer voedsel het at. Dit is uiteraard niet verrassend. Maar het was niet een simpele berekening van "dubbel de massa van het dier, dubbel de hoeveelheid voedsel".
Kleiber ontdekte dat de basale stofwisselingssnelheid (BMR) van een dier ongeveer evenredig is aan het lichaamsgewicht tot de macht 3/4. Dit wordt vaak uitgedrukt met de formule:
BMR x lichaamsgewicht^0.75
Dit noemen we Kleibers wet.
Kleibers wet en de energiebehoefte van ons brein
Kleibers wet is niet alleen toepasbaar op het hele organisme, maar ook op individuele organen zoals het hart of de hersenen. Wanneer we de grootte van bepaalde organen meten en deze ligt op Kleibers lijn, is het "deelquotiënt" 1.
Een quotiënt groter dan 1 betekent dat het orgaan groter is dan verwacht, terwijl een quotiënt kleiner dan 1 betekent dat het orgaan kleiner is dan verwacht.
Wanneer we ons brein analyseren volgens Kleibers wet, zien we dat ons brein bijna 7,5 keer zo groot is als verwacht voor een dier van ons formaat. Maar als we kijken naar de hoeveelheid energie die ons brein gebruikt, zien we dat dit bijna 30 keer zoveel is als verwacht. Dit is werkelijk indrukwekkend.
Maar dit roept een nieuwe vraag op: waar komt deze enorme hoeveelheid energie vandaan die onze hersenen nodig hebben? Het antwoord ligt in ons voedsel. Om voldoende energie voor ons brein te krijgen, hebben we voedsel met een hoge voedingsdichtheid nodig. Dit kan komen uit een groot maagdarmkanaal met veel absorptieoppervlak, of uit een voeding die rijk is aan nutriënten, of een combinatie van beide.
Ons maagdarmkanaal is klein
Dus, hebben wij een groot maagdarmkanaal? Nee, juist het tegenovergestelde. Wanneer we Kleibers wet toepassen, zien we dat onze verteringsorganen veel kleiner zijn dan verwacht:
- Maag quotiënt = 0.31
- Dunne darm quotiënt = 0.76
- Caecum quotiënt = 0.16
- Dikke darm quotiënt = 0.58
Onze verteringsorganen zijn dus veel kleiner dan we zouden verwachten voor een dier van onze grootte, vooral de caecum (blinde darm), die praktisch niet bestaat. Vergelijk dit met hindgut digesters zoals gorilla's, die een grote caecum hebben vol bacteriën die plantmateriaal zoals cellulose kunnen afbreken.
Exclusieve carnivoren, zoals katten en honden, hebben een veel kleinere caecum, vaak gedeeltelijk of volledig vervangen door wat wij de blinde darm noemen. Dit is het geval bij mensen. Als we ons lichaam vergelijken met dat van een gorilla, wordt het verschil in de grootte van de caecum en dikke darm duidelijk. Gorilla's hebben een grote caecum en dikke darm, terwijl de mens deze organen relatief klein heeft, wat betekent dat we weinig nutriënten uit onze dikke darm absorberen.
Wat betekent dit voor onze energiebehoefte?
Onze energie-inname is in lijn met Kleibers wet: we eten ongeveer net zoveel als andere dieren van ons formaat. Ons brein is slechts 2% van ons lichaamsgewicht, maar het gebruikt tot wel een kwart van onze energie. Omdat ons brein zo veel energie verbruikt, moeten andere organen zoals ons maagdarmkanaal, hart en spieren kleiner zijn dan bij andere dieren.
Dit leidt ons tot één conclusie: voor de absorptie van voldoende nutriënten en energie moet ons voedsel een hoge voedingsdichtheid hebben.
En het enige macronutriënt dat dat heeft, is vet. Vet afkomstig van dierlijke producten. Hoe meer planten we eten, hoe meer koolhydraten en vezels we binnenkrijgen, wat onze energiebehoefte niet efficiënt ondersteunt.
De rol van vet in ons dieet
We hebben een lange geschiedenis met vet. Hoewel ik de Bijbel niet als wetenschappelijk werk beschouw, biedt het ons een idee van wat mensen vroeger belangrijk vonden. In het verhaal van Kaïn en Abel (Genesis 4:1-16) zien we bijvoorbeeld dat Abel, een schaapherder, vlees en vet van zijn kudde aan God offert, terwijl Kaïn, een landbouwer,fruit aanbiedt. God accepteert het offer van Abel, wat aangeeft dat vet en vlees superieur werden geacht.
Een ander voorbeeld komt uit Genesis 45:16-20, waarin Jozef toestemming krijgt van de farao om van "het vet van het land" te leven, wat aangeeft hoe belangrijk vet was in hun voeding.
De geschiedenis van vet in verschillende culturen
Door de geschiedenis heen hebben verschillende culturen vet altijd als belangrijk beschouwd. In de Ilias van Homerus, bijvoorbeeld, wordt verteld hoe Agamemnon een vette stier slacht voor de goden. In de Scandinavische Edda’s en Sagas, wordt het belang van vet eveneens benadrukt bij verschillende volkeren: de Lappen, de Siberiërs, de Inuiten van Groenland en Canada, de indianen van Noord-Amerika, de Ma’dan in de Arabische moerassen, de Berbers, de Masai, de Samburu, de Gaucho’s, en nog veel meer.
Samenvatting en de impact van de moderne dieetverandering
Samenvattend: vet is een cruciaal onderdeel van ons dieet. Dit blijkt uit onze geschiedenis en de manier waarop verschillende culturen over de hele wereld vet altijd als waardevol hebben beschouwd. Zoals professor John Yudkin ooit zei: "Vet is het meest waardevolle voedsel voor mensen."
Helaas is met de opkomst van het idee van "gezond eten" veel van deze kennis vergeten.
Voedingsdeskundigen adviseren ons om zo min mogelijk vet te eten, waardoor we niet alleen een essentiële voedingsstof missen, maar deze ook hebben vervangen door een nutriënt (koolhydraten) waarvoor we genetisch niet zijn aangepast.
De meervoudig onverzadigde plantaardige vetten die we nu consumeren in plaats van verzadigde vetten, verschillen drastisch van de vetten die we in onze evolutie hebben gebruikt.
De gevolgen van deze verandering zijn op verschillende manieren zichtbaar. Onze hersenen waren 90.000 jaar geleden op hun grootst. Gedurende ongeveer 60.000 jaar bleven ze constant in grootte, maar daarna zagen we een kleine krimp van ongeveer 3% in de afgelopen 20.000 jaar. De afgelopen
10.000 jaar is die krimp versneld.
Waarom? 10.000 jaar geleden was het einde van de laatste ijstijd, en de wereld begon op te warmen. Dit markeerde de overgang naar de agrarische revolutie, waarbij mensen overgingen van jagen en verzamelen naar een meer sedentair leven met landbouw. Deze overgang leidde tot een dramatische verandering in ons dieet: van meer dan 90% vet naar slechts 10%, met een sterke toename van granen.
Granen bevatten minder energie en essentiële voedingsstoffen dan vlees, wat ons brein niet ondersteunt.
Vandaag de dag zijn granen de grootste bron van voeding, terwijl vlees (zelfs met eieren en melk erbij) slechts de vierde plaats inneemt. Het resultaat is dat we meer suiker consumeren dan vlees. En wanneer we vlees eten, is het vaak mager.
De gevolgen van de voedingsverandering
De gevolgen van deze veranderingen zijn duidelijk: de afgelopen 10.000 jaar zijn onze hersenen gekrompen. Dit, gecombineerd met de industriële revolutie die 200 jaar geleden begon, leidde tot de tweede dieetrevolutie.
Rijke industriële landen hoefden niet langer te leven van lokaal fruit dat in het seizoen groeide; ze konden nu alles importeren, zelfs veel zoeter fruit. Dit heeft geleid tot een cultuur van consumeren wat we willen, in plaats van wat we echt nodig hebben, wat uiteindelijk bijdraagt aan de afname van onze hersenfunctie en gezondheid.
De gevolgen van de industriële revolutie
De transitie naar industriële samenlevingen heeft diepgaande effecten gehad op onze gezondheid. Vanaf het begin van de 20ste eeuw, rond de jaren 1920, begonnen we te zien dat coronaire hartziekten (CVA’s) toenamen en de oorzaak van vroegtijdige sterfte werden.
Dit was een nieuwe ziekte die artsen niet goed konden verklaren. In het onderstaande grafiek zien we een dramatische toename van het aantal hart- en vaatziekten, een trend die ook zichtbaar is in andere geïndustrialiseerde landen.
In 1953 bracht de Amerikaanse fysioloog Ancel Keys een studie uit, The Seven Countries Study, waarin hij stelde dat landen die meer vet aten, meer gevallen van hartziekten hadden. Deze studie was echter manipulatief.
Keys had data van 22 landen tot zijn beschikking, maar selecteerde alleen de landen die zijn hypothese ondersteunden.
Wanneer we landen zoals Finland en Frankrijk toevoegen aan de analyse, zien we een ander patroon. Finland had bijna tien keer zoveel sterfgevallen door hartziekten als Frankrijk, ondanks dat de Finnen minder vet consumeerden dan de Fransen.
De gegevens die Keys tot zijn beschikking had, tonen dan ook aan dat er helemaal geen verband is tussen vetinname en hartziekten.
Desondanks bleef de theorie van Ancel Keys overtuigend voor de medische wereld. Als zijn bevindingen juist waren, hadden artsen een gemakkelijke oplossing: eet minder vet en alles komt goed.
Deze gedachtegang domineert tot op de dag van vandaag ons dieetadvies, ondanks het feit dat er nooit wetenschappelijk bewijs is geleverd om deze stelling te ondersteunen.
De vergissing over vet
We zijn geëvolueerd om dierlijk vet te eten, maar artsen en diëtisten beweren nog steeds dat we dierlijk vet zoveel mogelijk moeten vermijden. Zoals Dr. T.L. Cleave het zei: "Het is absurd om een nieuwe ziekte te koppelen aan een eeuwenoud voedingspatroon."
Bovendien wordt vaak beweerd dat de oorzaak van ziekten ligt in een gebrek aan meervoudig onverzadigde plantaardige vetten. Maar hoe kan een nieuwe ziekte het gevolg zijn van een voedingsstof die we nooit in zulke hoeveelheden gegeten hebben?
In de jaren '80 werden er dieet richtlijnen geïntroduceerd die dierlijke vetten vervingen door plantaardige vetten en koolhydraten. De gevolgen hiervan zijn nu duidelijk zichtbaar: een dramatische toename in ziekten zoals obesitas, diabetes, hart- en vaatziekten en kanker. De incidentie van deze ziekten is sindsdien meer dan verdriedubbeld.
De gevolgen voor onze hersenen
Een studie gepubliceerd in Neurology in 2008 toonde aan dat onze hersenen nog sneller krimpen. In de studie werden bloedtesten en hersenscans uitgevoerd bij vrijwilligers tussen de 61 en 87 jaar. Aan het einde van de studie werden dezelfde tests herhaald, en de bevindingen waren verontrustend: vegetariers, hadden zes keer meer kans op hersenkrimp. Bovendien bleek dat veganisten in vijf jaar tijd gemiddeld 5% van hun hersenen verloren.
Deze resultaten zijn zorgwekkend. Als een veganistisch dieet je 5% van je hersenen laat verliezen in vijf jaar, wat gebeurt er dan als iemand al 10 of 20 jaar vegan is? Het grootste veganistische brein was zelfs kleiner dan het kleinste brein van een persoon die wel vlees at.
Dit is belangrijk bewijs dat benadrukt hoe essentieel dierlijke producten zijn voor de hersenfunctie.
De conclusie:
Mensen zijn carnivoren!
Het totale bewijs suggereert dat mensen van nature carnivoren zijn. Natuurlijk kunnen we overleven op planten als vlees schaars is, maar dit is verre van optimaal voor onze gezondheid en onze hersenontwikkeling.
Slotgedachten
We moeten beseffen dat mensen het enige dier zijn dat lijdt aan chronische ziekten. Geen enkel ander dier in het wild, noch de inheemse carnivoren die nog steeds jagen, hebben last van de chronische aandoeningen die wij kennen.
Zelfs onze huisdieren, zoals honden en katten, lijden aan dezelfde ziekten als wij, omdat we ze plantaardige voeding geven, wat niet past bij hun carnivore natuur.
Bedenk dat wij adviezen krijgen van mensen die als ze hun eigen adviesen opvolgen, een klein brein hebben.
Het is tijd om terug te keren naar het dieet waar we als soort voor zijn geëvolueerd – het dieet van onze voorouders die geen last hadden van de chronische ziekten die ons nu treffen